Content area
Full Text
Het onderwijs zou een ladder moeten zijn waarop ieder kind gelijke kansen heeft om te klimmen. Niet je afkomst, maar je eigen capaciteiten zouden bepalend moeten zijn voor je toekomst. Toch is dit meritocratisch ideaal nog niet helemaal geslaagd. In De staat van het onderwijs 2014/2015 constateerde de Inspectie van het Onderwijs zelfs een toenemende kansenongelijkheid in het onderwijs in Nederland (Inspectie van het Onderwijs, 2016). Wetenschappelijk onderzoek heeft herhaaldelijk aangetoond dat schoolprestaties afhankelijk zijn van sociale afkomst (Luyten & Bosker, 2004). Kinderen uit een hoger sociaal milieu presteren beter op school dan kinderen uit een lager sociaal milieu (Breen & Jonsson, 2005; Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011). Aangezien het behaalde opleidingsniveau een cruciale rol speelt voor het toekomstperspectief van de leerlingen, is het van belang om deze ongelijkheid nader te onderzoeken.
Bourdieu veronderstelt dat kansenongelijkheid in het onderwijs te verklaren valt door de overdracht van culturele hulpbronnen (Bourdieu, 1973; Bourdieu & Passeron, 1990). Cultureel kapitaal hangt volgens Bourdieu (1973) en verschillende empirische bevindingen (De Graaf, 1986; Lareau, 1987) samen met de sociale achtergrond van een gezin. Gezinnen met een hoge socio-economische status bezitten meer cultureel kapitaal dan gezinnen met een lage socio-economische status. Affiniteit met klassieke muziek, hoge literatuur, opera’s en toneelstukken is bevorderlijk voor de schoolprestaties van het kind, omdat de highbrow cultuur binnen schoolinstellingen de norm is (Bourdieu, 1973; Bourdieu & Passeron, 1990; De Graaf & de Graaf, 2003). Hierdoor hebben kinderen die deze cultuur van hun ouders meekrijgen een streepje voor op kinderen die dit niet meekrijgen (DiMaggio, 1982; Kim & Schneider, 2005; Gaddis, 2013).
In stratificatieonderzoek wordt er naast cultureel kapitaal ook onderzoek gedaan naar andere factoren die invloed hebben op de onderwijsprestaties van het kind. Dit stratificatieonderzoek heeft betrekking op de invloed van opleidingsniveau, beroepsstatus en het inkomen van de ouders. In veel van deze onderzoeken werden alleen de kenmerken van de vader meegenomen als verklarende factoren voor de onderwijsresultaten van het kind (Korupp et al., 2002; Ballarino et al., 2021). Dit werd gedaan vanuit het conventionele idee dat de kenmerken van de vader voldoende representatief zijn voor het sociale milieu van het gezin (Goldthorpe, 1983). Moeders zouden hier geen extra bijdrage aan leveren aangezien ze tot aan de emancipatiebewegingen vaak geen betaalde baan hadden, laat staan een...