Content area
Full Text
Al decennia lang mogen adolescenten zich verheugen in de warme belangstelling van criminologen. Inmiddels klassieke studies, zoals die van de Gluecks (Glueck & Glueck, 1950), het Philadelphia-geboortecohort (Wolfgang e.a., 1972), de Cambridge Youth Study (Farrington, 1995) en de Pittsburgh Youth Study (Loeber e.a., 1991), werden speciaal opgezet om inzicht te bieden in het ontstaan en de ontwikkeling van crimineel gedrag gedurende deze levensfase. Ook Nederlandse longitudinale studies, zoals de Zuid-Holland-studie (Verhulst e.a., 1985), RADAR (Van Lier e.a., 2011) en TRAILS (Huisman e.a., 2008), richtten zich in eerste instantie op tieners.
Naast de vele longitudinale studies hebben ook meer kwalitatief georiënteerde onderzoekers belangstelling getoond voor adolescenten. Zij verdiepten zich in de leefwereld van deze jongeren om de rol van delinquent en crimineel gedrag in hun leven te achterhalen. Dit leverde intrigerende portretten op, zoals bijvoorbeeld de beschrijving van het delinquente leven van de toen 16-jarige 'Stanley' door Clifford Shaw (1930), het leven van de 'corner boys' en 'college boys', zoals beschreven door Whyte (1943), de beschrijvingen van straatbendes in het Chicago van de jaren zestig door Short en Strodtbeck (1965) en het werk van John Hagan en Bill McCarthy (1997) onder straatkinderen in Toronto en Vancouver. Kwalitatief criminologisch onderzoek in Nederland heeft zich met name gefocust op adolescenten uit minderheidsgroepen. Vooral Marokkaanse jongens konden op veel belangstelling van wetenschappers rekenen (Bovenkerk, 1991; Werdmölder, 1990; Van Gemert, 1998; De Jong, 2007).
Ontwikkelingscriminologen die onderzoek doen naar adolescenten buigen zich met name over vragen over het ontstaan van probleemgedrag en de escalatie van probleemgedrag naar delinquent en crimineel gedrag, en houden zich bezig met het zoeken naar factoren die mogelijk voorspellend zijn voor de persistentie van dit criminele gedrag na de adolescentie. Binnen de ontwikkelingscriminologie is zelfrapportage de courante onderzoeksmethode, enerzijds omdat men geïnteresseerd is in een breed spectrum van onaangepast en problematisch gedrag, anderzijds omdat vermoed wordt dat, mede vanwege een coulante houding van politie en justitie tegenover jeugdige regelovertreders, veel van het regelovertredende gedrag van jongeren niet tot officiële registraties leidt. Verklaringen voor delinquent gedrag onder tieners worden met name gezocht in factoren binnen de jongere zelf (bijvoorbeeld temperament, stoornissen in de sociale-informatieverwerking, impulsiviteit of gedragsstoornissen; voor een review, zie Dodge e.a., 2006)), omstandigheden binnen het ouderlijk gezin (zoals verwaarlozing, een harde en inconsequente opvoedingsstijl...